Cokky van Limpt −
10/12/14, 23:03
© Phil Nijhuis.
Adri de Groot in het veld.
Interview
Het Vogeldagboek van Adri de Groot is een digitale hit: 19.000 mensen uit binnen- en buitenland zijn erop geabonneerd. Zijn geheim? 'Ik leg emotie in mijn dagboeknotities en maak niet van die klinische stukjes over een soort.'
Heeft er ergens in het land iemand een bijzondere vogel ontdekt en dat gemeld op waarneming.nl, dan rukt er doorgaans een legioen vogelaars uit, beladen met de geavanceerdste apparatuur, om en masse dat ene vogeltje te fotograferen en te kunnen afvinken in hun scoreboekjes.
Dit 'soorten jagen' is Adri de Groot (68) volkomen wezensvreemd. "Ik ben meer een genieter dan een ontdekker. Een roodborst met een worm in zijn snavel is mij even lief als een zeldzame dwaalgast zoals de Afrikaanse witkruintapuit. Soorten vind ik vooral leuk vanwege hun gedrag, dat ik met veel plezier bestudeer. Wulpen bijvoorbeeld lopen in een weiland altijd voor de koeien uit. Dat is handig om te weten als je ze wilt fotograferen, want ze zijn erg schuw."
Afrikaanse woestijngrasmus
Als hij wordt getipt, vaak door lezers van zijn populaire digitale Vogeldagboek, die iets bijzonders hebben gezien, gaat hij wel kijken. Maar alleen en in alle rust. "Als het echt om een bijzonder vogeltje blijkt te gaan, zoals kort geleden een Afrikaanse woestijngrasmus, dan houd ik dat bij voorkeur stil. Niet omdat ik de vondst voor mezelf wil houden, maar uit respect voor de natuur. Dat verdwaalde vogeltje, dat in de Hollandse kou zijn eten bij elkaar probeert te vangen, moet je met rust laten, vind ik, en niet opjagen met hordes fotografen."
Dat heeft hij geweten: de twitchers - soortenjagers - waren woedend en verweten hem egoïsme. "Uiteindelijk lekte de verblijfplaats toch uit. Volgens de twitchers die erop waren afgestormd, was het musje zo tam dat het tussen hun benen door vloog. Tam? Dat haalt je de koekoek! Dat beestje moest foerageren, maar zij stonden daar met z'n allen in de weg."
Adri de Groot steekt zijn gevoelens niet onder stoelen of banken, ook in zijn Vogeldagboek niet. Als oud-journalist weet hij hoe je een stukje moet schrijven: niet te lang en liefst een educatief verhaaltje erbij. "En ik leg er emotie in. Ik schrijf bijvoorbeeld over mijn woede op jagers die dieren aanschieten maar ze laten creperen, omdat het genadeschot weer een dure kogel kost. En over de bedreigingen die er dan weer op zo'n stukje volgen. Ik probeer er echt een dagboek van te maken, actueel en leuk, en vertel daarbij af en toe ook iets over mezelf. Dat ik bijvoorbeeld niet ver het gebied ben ingelopen, omdat mijn knie die dag niet wilde. Het geheim van het succes van Vogeldagboek is, denk ik, dat ik mij kwetsbaar opstel, de natuur ook kwetsbaar voorspiegel, en geen klinische stukjes schrijf over een soort maar mijn beleving van de natuur weergeef."
Paniekaanvallen en vermijdingsdrang
Vogeldagboek is, zou je kunnen zeggen, uit psychische nood geboren. Een burn-out in 1996 bracht het tweede generatie oorlogssyndroom aan het licht waaraan De Groot lijdt. Een behandeling van vier jaar bij Stichting Centrum '45 voor psychotraumaklachten in Oegstgeest bleef zonder resultaat. Paniekaanvallen en vermijdingsdrang bleven, met als gevolg dat hij niet tegen mensenmassa's kan en daardoor nergens naartoe gaat waar hij bij mensen moet verkeren. "Toen heb ik mijn oude jeugdliefde weer opgepikt, naar buiten gaan, de natuur in. Ik ben opgegroeid in Oud-Alblas en trok er met mijn broer vaak opuit. Ik wist daardoor ook al veel van de natuur."
De rust en de ruimte van het vrije veld deden en doen hem ontzettend goed. Elke dag gaat hij een uur of vier, vijf op pad, weer of geen weer. In september 1999 begon hij notities te maken van zijn natuurtochtjes. Geïnteresseerde natuurliefhebbers vroegen hem die verhaaltjes per e-mail toe te sturen. Zo ontstond zijn Vogeldagboek dat hij illustreerde met video-opnamen en foto's. Toen hij in 2006 een spiegelreflexcamera kocht en de kwaliteit van zijn foto's omhoog schoot, groeide het aantal e-mailabonnees op Vogeldagboek explosief. "Van een paar duizend in het begin tot 19.000 op dit moment. Bovendien kijken er dagelijks ook nog een paar duizend mensen op mijn website www.vogeldagboek.nl. Daar zijn alle dagboeknotities te lezen en alle foto's in een archief te bekijken."
Bedankjes, reacties, vragen
Zijn Vogeldagboek maakt bij de lezers veel los. Dertig tot vijftig e-mails per dag vindt Adri de Groot in zijn digitale brievenbus, met bedankjes, reacties, vragen. Ze komen uit vele windstreken - Nederland natuurlijk maar ook Amerika, België, Japan, Italië en zelfs Ghana - en uit allerlei beroepsgroepen, van huisartsen en boeren tot religieuzen. "In het karmelietessenklooster in Beek is één zuster met een laptop. Zij leest het Vogeldagboek en bespreekt het dagboek en de foto's 's avonds met haar medezusters in de conversatiezaal."
Hij ontvangt ook veel post van zieken en soms zelfs stervenden. "Ik kreeg een keer een e-mail van de zoon van een Belg, met wie ik regelmatig contact had. De zoon schreef dat zijn vader erg ziek was en vroeg me of ik nog wat voor hem wilde schrijven, want hij had altijd zo'n plezier aan Vogeldagboek beleefd. Dat deed ik. Ik schreef hem over de hol gesnoeide conifeer in mijn eigen tuin, waarin de spreeuwen en huismussen lekker in het zonnetje zaten te kwetteren. De volgende dag kreeg ik bericht van de zoon dat zijn vader een zeer ernstige beroerte had gehad en niet meer kon spreken. Maar toen ze mijn naam noemden en Vogeldagboek, 'begon hij te wenen', schreef de zoon. Dat raakt me dan."
De Groot krijgt veel persoonlijke reacties, van jong en oud. "Daar ga ik dan voor zitten. Als iemand schrijft 'wat een leuke foto', dan reageer ik niet, daar kan ik niet meer aan beginnen. Maar als er in een e-mail iets persoonlijks zit of een vraag, antwoord ik altijd. Ik noem dat mijn psychische inkomen, al die reacties. Dat ik op deze manier nog iets voor anderen kan doen, geeft me heel veel genoegen."
De manier waarop De Groot, die zich ook actief inzet voor natuurbescherming, anderen met zijn Vogeldagboek bewust maakt en enthousiasmeert voor de natuur en laat meegenieten, heeft ook - op haar valreep - koningin Beatrix behaagd: sinds april 2013 is hij Lid in de Orde van Oranje Nassau.
Winters vogelrondje met Adri de Groot
De eerste winterse vrieswind jaagt guur door polder De Wilck, het mekka van natuurfotograaf Adri de Groot. Camera en statief gaan in stelling, camouflagedoek eroverheen. Even neemt hij plaats op zijn driepootje, maar het is echt te koud, voor mens en dier. In het 120 hectare grote Natura 2000-gebied wemelt het in het voorjaar van wel honderd paar broedende grutto's. Nu vliegen er wat grauwe ganzen over maar waagt geen vogel zich op de open vlakte.
Het steenuiltje dat vaak op hem 'zit te wachten' op een stapel stenen bij een van de boerderijen waar hij dagelijks langsrijdt, laat zich evenmin zien. "Bij zulk koud weer kruipt hij weg in de schuur", weet De Groot, die vaak wordt gebeld door de boeren hier, als ze iets bijzonders op hun erf aantreffen. Bij de boerderijen zijn veel kerkuilen te vinden, vooral in dit uitstekende muizenjaar. En waar bomen zijn, zitten vaak ook ransuilen. "Een van de boeren belde me laatst met een heel aparte vondst: een witte mol!"
Dagelijkse vogelrondje
Vogelplas de Starrevaart, waar De Groot door het jaar heen de mooiste foto's maakt voor zijn Vogeldagboek, slaat hij vandaag bewust over. "De vogels trekken zich bij dit weer terug langs de kanten. Ook is zo'n lichte grijze lucht niet de meest ideale achtergrond voor mijn foto's." Bij het Spookverlaat, ook zo'n plek die hij altijd aandoet op zijn dagelijkse vogelrondjes, speurt hij vanachter het stuur van de stapvoets rijdende auto naar roerdompen tussen het riet. Ook hier niets te bekennen, helaas. Wel ziet zijn goedgeoefend oog bij een volgend plasje een waterral, die pijlsnel over het water de rietkraag in schiet.
De Groot kent zijn 'jachtgebied' tussen Leidschendam-Voorburg en Alphen aan de Rijn op z'n duimpje. In zijn geheugen is een soort blauwdruk gegrift van elk bosje, plasje, weiland en boerenerf. "Ik merk op wat afwijkt van de normale situatie", legt hij uit. Even later volgt de proef op de som. "Kijk! Een ijsvogeltje, dáár, op dat takje." Zijn gezelschap ziet het prachtige vogeltje pas als het staalblauw wegflitst over het water. Een koppeltje van vijf patrijzen op de terugweg completeert het klein geluk op deze matige vogelkijkdag.